Wat is het verschil tussen EN 388 en ANSI/ISEA?
Bij het kiezen van beschermende handschoenen is het cruciaal om de verschillende normen te begrijpen die van toepassing zijn om de best mogelijke bescherming tegen verwondingen te garanderen. Twee van de meest erkende normen zijn de Europese EN 388-norm en de Amerikaanse ANSI/ISEA 105-norm. Deze normen hebben verschillende benaderingen en methoden voor het testen en classificeren van handschoenmaterialen, wat kan beïnvloeden welke handschoenen het beste geschikt zijn voor specifieke werkomstandigheden.
WEERSTAND TEGEN SLIJTAGE
De Amerikaanse norm ANSI/ISEA 105-2016 voor slijtagetest evalueert hoeveel cycli nodig zijn om een slijtagewiel het handschoenmateriaal te laten afbreken. Voor niveaus 0 tot 3 wordt een belasting van 500 gram op het slijtagewiel toegepast, terwijl niveaus 4 tot 6 een belasting van 1000 gram gebruiken. Het handschoenmateriaal wordt gemonteerd en versleten door het roterende wiel totdat er een gat ontstaat onder het overeenkomstige gewicht. Hoe meer cycli nodig zijn om het materiaal af te breken, hoe hoger de slijtageclassificatie. Het classificatieniveau wordt gerapporteerd als een gemiddelde van ten minste vijf monsters.
De resultaten worden getoond in de onderstaande tabel:
In de Europese norm EN388 worden circulaire monsters van het materiaal getest onder een constante druk van (9,0 ± 0,2) kPa, ongeveer 435 g gewichtbelasting. De slijtageweerstand wordt gemeten door het aantal wrijvingen dat nodig is voor doorbraak. Vier monsters moeten worden genomen van vier verschillende handschoenen van dezelfde handschoenserie. Het prestatieniveau wordt gedefinieerd als de laagste van de vier waarden.
EN 388 slijtagetest
Het materiaal van de handpalm van de handschoen wordt in een machine geplaatst die gestandaardiseerd schuurpapier gebruikt. Het papier wordt tegen het materiaal gewreven totdat er een gat ontstaat. Er zijn aanzienlijke verschillen tussen de niveaus, waarbij niveau 1 overeenkomt met 100 wrijvingen en niveau 4 overeenkomt met 8000 wrijvingen.
De resultaten worden getoond in de onderstaande tabel.
WEERSTAND TEGEN SNIJDEN
Bij het kiezen van werkhandschoenen die beschermen tegen snijwonden, kan het nuttig zijn om zowel de Europese als de Amerikaanse classificatiesystemen voor snijweerstand te begrijpen, omdat veel handschoenen beide markeringen zullen tonen. Het is belangrijk om te onthouden dat door verschillende testmethoden de snijweerstandsresultaten van ANSI en EN 388 niet altijd overeenkomen op basis van snijbelasting. Werkhandschoenen die beschermen tegen snijwonden hebben een strakke pasvorm, hoge slijtvastheid en zijn vaak gemaakt van gebreid materiaal dat glasvezel bevat.
In de VS omvat de ANSI/ISEA 105-norm een test met een schaal van 9 niveaus van snijweerstand, A1-A9. De niveaus geven aan hoeveel gram nodig is om een monster door te snijden met een rechthoekig mes in de gespecificeerde snijtestmachine.
De Europese norm omvat twee verschillende tests: de TDM-100-test (dezelfde machine die door ANSI wordt gebruikt), waarbij de niveaus (A-F) de kracht in newton (N) aangeven die nodig is om een monster door te snijden met een rechthoekig mes in de snijtestmachine. Deze test is optioneel, tenzij het mes in de Coup-test bot wordt, in welk geval het de referentie voor snijweerstand wordt. De Coup-test is complexer. Een handschoen krijgt een snijniveau van 0 tot 5 (waarbij 5 de meest resistente tegen snijwonden is) op basis van de "snijindex" van het materiaal. De snijindex is een verhouding die de snijweerstand van het materiaal vergelijkt met de snijweerstand van een referentiestof van katoen.
Coupe-test
Een cirkelvormig mes roteert op het handschoenmateriaal terwijl het heen en weer beweegt met een constante snelheid en druk totdat het mes doorsnijdt. Het resultaat wordt vergeleken met het referentiemateriaal en er wordt een index berekend.
TDM-test
Deze rechte mes test wordt gebruikt wanneer de cirkelvormige mes test niet kan worden toegepast. De rechte mes test meet de toegepaste verticale kracht en de afstand die nodig is om door de handschoen te snijden met het gestandaardiseerde mes. Na elke snede op het monster wordt een nieuw mes gebruikt, en de kracht verhoogt het prestatieniveau, dat wordt beoordeeld van A tot F, waarbij F het hoogste niveau van snijweerstand is.
IMPACTBESTENDIGHEID
Bij het kiezen van een werkhandschoen die beschermt tegen kneuzingen, impactverwondingen en soortgelijke gevaren, zijn de twee wereldwijde normen EN 388 en ANSI/ISEA 138 van toepassing. Beide normen hebben vergelijkbare testmethoden waarbij een gewicht op de impactgevoelige gebieden wordt laten vallen met een energie van 5 Joule. Het verschil ligt in de scorings- en evaluatiesystemen.
De Amerikaanse norm vereist handschoenen die zijn ontworpen om de knokkels en vingers te beschermen tegen impactkrachten. Impactweerstand wordt geclassificeerd in 3 niveaus (1-3), waarbij niveau 1 de laagste bescherming biedt en niveau 3 de hoogste. De geteste gebieden omvatten de knokkels op de handrug, vingers en duim. De laagste prestatiewaarde bepaalt het algemene beschermingsniveau.
EN 388 test alleen impact op de knokkels, handrug of handpalm, waarbij 4 verschillende handschoenen worden getest. Vingers worden niet getest. De EN 388-test krijgt een simpele goedkeuring (P) of afkeuring (F). X geeft aan niet getest/niet van toepassing/goedgekeurd. Om goedgekeurd te worden, moet de gemiddelde overgedragen kracht van de 4 geteste handschoenen minder dan of gelijk aan 7 kN zijn, met geen individuele resultaten groter dan 9 kN.
Het materiaal wordt over een koepelvormig aambeeld geplaatst, een gewicht met een impactenergie van 5 Joule wordt op het materiaal laten vallen en de overgedragen kracht wordt gemeten. Als de handschoen voldoende impactbescherming heeft, wordt de letter P weergegeven. Deze test wordt alleen gebruikt op handschoenen met impactbestendigheidseigenschappen.